Frederik Jacobus Johannes Buijtendijk (roepnaam: Frits) werd geboren in Breda op 29 april 1887. Hij was het enig kind van Ida Thérèse Bodenthal en Antonie Buijtendijk, beroepsofficier en leraar wiskunde aan de toenmalige Koninklijke Militaire Academie in Breda. Frits Buijtendijk trouwde op 15 juni 1911 met Henriette Wilhelmina van Bemmel. Uit dit huwelijk werden drie zoons en een dochter geboren.
Studie fysiologie
Na de lagere school ging Frits naar de HBS, eerst in Breda, later in Alkmaar. In 1904 startte hij met de studie geneeskunde aan de Gemeente Universiteit te Amsterdam. Hij behaalde in 1909 het artsexamen, waarna hij zich specialiseerde in experimentele fysiologie. In 1913 werd
benoemd tot wetenschappelijk assistent in de Valeriuskliniek, de psychiatrisch-neurologische kliniek van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU); in 1914 werd hij aan de VU lector in de algemene biologie. In 1919 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit te Utrecht cum laude tot doctor in de geneeskunde op
Proeven over gewoontevorming bij dieren, waarna zijn benoeming tot hoogleraar algemene fysiologie aan de VU niet lang op zich liet wachten.
Persoonlijke en lichamelijke vorming
In de loop van de jaren twintig verschoof zijn belangstelling van dier naar mens, en meer in het bijzonder de samenhang van lichamelijke en psychische functies. Over de
doceerde Buytendijk aan het Mensendieck Instituut en aan de
Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Amsterdam
. Hij speelde , ook nadat hij, in 1925, was benoemd tot hoogleraar algemene fysiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Zijn gedachtevorming over de samenhang van persoonlijke en lichamelijke vorming mondde in 1948 uit in de publicatie van
Algemene theorie der menselijke houding en beweging, waarin hij onder andere .
Fenomenologische antropologie
Buytendijk was intussen, in 1946, hoogleraar algemene en theoretische psychologie geworden aan de Rijksuniversiteit te Utrecht; aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen kreeg hij een soortgelijke leeropdracht (Buytendijk was in 1937 katholiek geworden). Deze psychologieleerstoelen boden hem de gelegenheid zijn op fysiologie, geneeskunde en psycho(patho)logie filosofisch te verdiepen, waarbij hij sterk beïnvloed werd door de existentieel-fenomenologische stroming die in die jaren in Europa opgang maakte. Met veel kopstukken uit die beweging, zoals Max Scheler, Helmuth Plessner, Maurice Merleau-Ponty, Ludwig Binswanger, Erwin Straus en Viktor von Weizsäcker onderhield hij op gelijk niveau persoonlijk contact.
Katholieke geestelijke volksgezondheid
Tegelijkertijd was Buytendijk actief op maatschappelijk terrein. Sinds 1948 was hij voorzitter van de Katholieke Centrale Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid. Tot aan zijn dood in 1974 was hij de grand old man van deze vereniging. Na zijn emeritaat in 1957 kwam hij iedere dinsdag naar het bureau van de vereniging aan het Wilhelminapark in Utrecht. Buytendijk organiseerde veel lezingen voor de KCV-leden, die dan later weer gepubliceerd werden in de reeks ‘geestelijke volksgezondheid’, zoals een themadag en brochure over lichamelijke opvoeding (1964). Daarnaast was hij van 1957 tot 1974 hoofdredacteur van de door Het Spectrum gepubliceerde wetenschappelijke Aulareeks.
Buytendijk was zeer betrokken bij de wereld van de lichamelijke opvoeding. Hij bezocht de ‘algemene vergaderingen’ van de vakvereniging en hield veel lezingen en toespraken voor de vakwereld. Voor zijn verdiensten werd hij in 1957 benoemd tot erelid van de KVLO.
Buytendijk sprak en schreef veel voor een niet-wetenschappelijk publiek, tussen 1925 en 1940 in de vorm van krantenartikelen en reisverslagen, in
De Telegraaf (vanaf 1926) en De Tijd (na 1935). Bij het laatstgenoemde dagblad raakte hij bevriend met Anton van Duinkerken en ging hij deel uitmaken van de Amsterdams-katholieke kring rond Van Duinkerken. Vanuit zijn antropologische en katholieke visie verzette Buytendijk zich openlijk tegen het opkomend nationaal-socialisme en de rassentheorie die daarvan deel uitmaakte. In de jaren vijftig en zestig pleitte Buytendijk voor culturele emancipatie en in het bijzonder een meer onbevangen beleving van seksualiteit binnen de katholieke geloofsgemeenschap.
Amsterdam - Utrecht - Nijmegen
Buytendijk woonde sinds de oorlog in Amsterdam, maar hij reisde veelvuldig naar Utrecht en Nijmegen, om college te geven aan de universiteiten, vergaderingen voor te zitten en vrienden te bezoeken, zoals de Nijmeegse hoogleraar neurologie Sjef (J.J.G.) Prick met wie hij graag ging vissen in de Ooypolder bij Nijmegen. Buytendijk overleed op 21 oktober 1974 in de kliniek van Prick. Hij ligt begraven op het kerkhof van Kekerdom (dat valt onder de gemeente Ubbergen).
Literatuurverwijzingen
- Abma, R. (2014). Frederik Buytendijk (1887-1974). In: V. Busato, M. van Essen & W. Koops (red.) Van fenomenologie naar empirisch-analytische psychologie. Pioniers van de Nederlandse gedragswetenschappen, deel 2. Amsterdam: Bert Bakker, p. 27-101.
- Dekkers, W. (1985). Het bezielde lichaam. Het ontwerp van een antropologische fysiologie en geneeskunde volgens F.J.J. Buytendijk. Zeist: Kerckebosch.
- Kramer, J.P. en Lommen, N. (1987). Geschiedenis van de lichamelijke opvoeding in Nederland. Zeist: Jan Luiting Fonds, p. 76.
- Kuyper, S. (1974). In memoriam: Prof. Buytendijk. In: De lichamelijke Opvoeding, 62e, p. 540-543.
- Schagen KH van, Kuyper S, Alkema P, (1925). 40 jaar academie voor lichamelijke opvoeding te
Amsterdam. S.l.: s.n. 116 p.
Externe links
Auteur: Ruud Abma