Corresponderend lid (1852) en gewoon lid (1855) van de commissie voor de geologische beschrijving en kaart voor Nederland.
Lid van het provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (1853).
Lid van het Genootschap tot bevordering der Genees- en Heelkunde te Amsterdam (1854).
Lid (1853) en voorzitter (1862-1865) van de Provinciale geneeskundige Commissie van Noord-Holland.
Lector aan de Klinische school in Haarlem (1860-1865).
Lid van het Bataafsch Genootschap te Rotterdam (1863).
Lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (1864).
Lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden (1865).
Lid van de Vereeniging voor de Statistiek in Nederland (1866).
Lid van het Teyler’s 2de Genootschap (1868).
Lid van het Zeeuwsch Genootschap te Middelburg (1876).
Corresponderend lid van de Anthropological Society of London (1870).
Hoogleraar in hygiëne en medicina politica aan de Hoogeschool te Groningen (1877). Voor deze functie heeft Lubach bedankt.
Voorzitter van de regelingscommissie voor het te Kampen gehouden Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres (1878).
Jurylid voor de koloniale tentoonstelling te Amsterdam (1883).
Lid van de commissie die op uitnodiging van minister J. Heemskerk Azn. wijzigingsvoorstellen van enkele geneeskundige wetten uit 1865 voorbereidde, die in 1866 werden ingediend.
Onderscheidingen
Ridder in de Orde van de Nederlandse leeuw (1867).
De 2de gouden medaille van de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid te Haarlem (1871).
De bronzen medaille voor goede zorg en hulp bij het heerschen der cholera asiatica (1867).