De Duitse bezetter legde de sport in de jaren 1940-1945 relatief weinig in de weg.
'Wer Sport treibt, sündigt nicht' was de overtuiging van Arthur , de zetbaas van Hitler in Nederland. Sport fungeerde voor veel Nederlanders tijdens de tweede wereldoorlog (WO II) als 'brood en spelen' en kende zelfs een opmerkelijke opleving. Het aantal beoefenaars groeide spectaculair en de tribunes zaten tot de zomer van 1944 overvol.
De vraag is of de gevolgen van de bezetting voor de lichamelijke opvoeding vergelijkbaar waren met die in de sport. Verbeterde het klimaat voor de lichamelijke opvoeding ook en in hoeverre probeerde de bezetter een nationaalsocialistisch stempel te drukken op de lichamelijke opvoeding?
Voor WO II bemoeide de Nederlandse overheid zich niet of nauwelijks met de lichamelijke opvoeding. Maar na mei 1940 ontwikkelden Nederlandse overheidsfunctionarissen in samenwerking met de Duitse machthebbers verschillende initiatieven. In het voorjaar van 1941 werd op van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming de afdeling Lichamelijke Opvoeding en Sport in het leven geroepen. Ook kwam er een
Rijksinspectie voor de Lichamelijke Opvoeding
. Deze moest de invoering van het vak lichamelijke opvoeding op alle lagere scholen in goede banen leiden. Hierdoor werd de Lager Onderwijswet van 1920 uiteindelijk volledig geëffectueerd. Er kwamen nieuwe vakleerkrachten en applicatiecursussen voor onderwijzers. In 1941 werden meer dan vijfhonderd cursussen gegeven waaraan circa 13.000 leerkrachten deelnamen.
De lichamelijke opvoeding zat duidelijk in de lift. De aantallen studenten aan de academies voor lichamelijke opvoeding (ALO) namen fors toe. Dat voor een studie aan een ALO geen noodzakelijk was, speelde hier natuurlijk ook een rol. Tot medio 1943 gingen aan de academies de lessen en de examens gewoon door. Ook het schoolzwemmen werd gestimuleerd. Het was praktisch niet uitvoerbaar maar anders zou secretaris-generaal het schoolzwemmen zelfs verplicht hebben gesteld. Joodse leerlingen mochten hier 'uiteraard' niet aan deelnemen. In juni 1941 was aan joden het publiekelijk baden in zee-, strand- en zwembaden verboden. De bezetter liet hier nadrukkelijk wel van zich horen, een uitzondering met betrekking tot de lichamelijke opvoeding in oorlogstijd.
De bezetter bemoeide zich ook nauwelijks met de inhoud van de lessen lichamelijke opvoeding. Nederlandse docenten bleven trouw aan de
Oostenrijkse school
die het 'natuurlijke turnen' voorstond. Karl Gaulhofer, de voortrekker van dit biologisch-pedagogisch turnsysteem, was in 1932 rector geworden van de
ALO-Amsterdam
. Gaulhofer was weliswaar lid van de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij (NSDAP) maar hield zijn politieke instelling gescheiden van zijn opvattingen over de lichamelijke opvoeding.
De terughoudende Duitse opstelling hield verband met de richtlijnen die waren opgesteld door de Duitse
Reichssportführer
en rijkscommissaris Seyss-Inquart. Pas na een gewonnen oorlog zou een begin worden gemaakt met de nazificatie van de Nederlandse lichamelijke opvoeding. Ook voor de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) en haar
was voorlopig geen plaats. NSB'ers werden door de meerderheid van de Nederlandse bevolking niet geaccepteerd. Zij zouden meer kwaad dan goed doen voor de – op termijn – zeer belangrijke lichamelijke opvoeding.
Von Tschammer und Osten en Seyss-Inquart constateerden een gebrek aan leraren lichamelijke opvoeding die de 'nieuwe tijd' waren toegedaan. Er namen eveneens weinig Nederlandse leraren deel aan een cursus op de 'Führerschule des Berliner Hochschulinstitut für Leibesübungen in Neustrelitz'. Ook in de kolommen van
De Lichamelijke Opvoeding
was geen ruimte voor specifiek nationaalsocialistische opvattingen. Kortom, de Nederlandse lichamelijke opvoeding werd in de oorlogsjaren opgewaardeerd maar bleef in het algemeen vrij van nationaalsocialistische smetten.
Neustrelitz
Circa negentig Nederlandse leraren lichamelijke opvoeding namen van 21 november tot 12 december 1940 deel aan een cursus lichamelijke opvoeding aan de Führerschule des Berliner Hochschulinstitut für Leibesübungen in Neustrelitz. Onder de Nederlandse deelnemers bevonden zich enkele overtuigde nationaalsocialisten. De meesten waren om minder principiële redenen naar Duitsland afgereisd. Sommigen gingen uit nieuwsgierigheid. Anderen wilden zich verzekeren van een bestaan in het 'nieuwe' Nederland. Toch kleefde na de oorlog een smet aan alle Neustrelitzgangers. De vakvereniging publiceerde hun namen in De Lichamelijke Opvoeding. Het hoofdbestuur meende dat zij geweten zouden moeten hebben van de 'schanddaden' die al voor de oorlog door Duitsland waren begaan.
Suggestie voor doorstuderen
- Swijtink, A.H. De lichamelijke opvoeding tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Lichamelijke Opvoeding 9, 1991, 426-429.
- Kramer, J.P. Over 'In de pas'. De Lichamelijke Opvoeding 5, 1992, 202-203.
- Tilborg, K. van. Karl Gaulhofer in een juister daglicht. De Lichamelijke Opvoeding 15, 1998, 657-661.
Literatuurverwijzingen
- Rechberger, W. (1997). Historisch-biografische Untersuchungen zu Leben und Werk Karl Gaulhofers (1885-1941). Wenen: Universität Wien, 254 p.
- Swijtink, A.H. (1992). In de pas. Sport en lichamelijke opvoeding in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Haarlem: De Vrieseborch, 430 p.
- Swijtink, A.H. (2010). Een sportman doet niet aan politiek Groei en populariteit van de Nederlandse sportbeoefening in oorlogstijd. Amsterdam: Meulenhof, 423 p.
- Tilborg, K. van (2000). Sedimenten van sentimenten. Tilburg: Academie voor Lichamelijke Opvoeding, Deel I. p. 187-216.
Externe link
Auteur: André Swijtink (versie 2012 en 2019)
Examens kleutergymnastiek in Den Haag in 1941. Bron: Beeld en geluid