Wat betreft de antropologische fundering van zijn denken baseert Rijsdorp zich in al zijn werken op het coherentiebegrip. Dit gebeurt zowel in Sport als jong-menselijke activiteit (1957), waarin hij de coherentie werkingssfeer van sportman en sportsituatie beschrijft, als ook in Gymnologie (1977) waarin uit de coherente mens-wereldrelatie de verschillende relatiemodaliteiten en pedagogische intenties van de lichamelijke opvoeding afgeleid worden.
De keuze voor het coherentiebegrip voert Rijsdorp terug op Viktor von Weizsäcker. In zijn theorie der eenheid van waarnemen en bewegen verduidelijkt deze bioloog het coherentiebegrip als een ‘Gestaltkreis’ van waarnemen en bewegen. Wat de mens betreft verruimt Rijsdorp het coherentiebegrip van Von Weizsäcker, hij zegt: 'Hoezeer Von Weizsäckers termgebruik mij mag aanspreken, ik meen dat het … tekort schiet met betrekking tot de mens. De mens blijft in zijn gedragsbepaling niet besloten binnen de kringloop van zijn aandriften. En daarom zal de circulaire causaliteit, de kringloop van oorzaak en gevolg, die aan het biologische coherentiebegrip ten grondslag ligt, verruimd moeten worden in antropologische zin. Door de keuzemogelijkheid die de mens heeft om iets op deze manier of anders te doen doorbreekt hij de ijzeren wet van oorzaak en gevolg en kan hij tot situatiebeheersing komen; tot situatiewijziging, zo hij wil.' De mens staat actief in een coherente werkingssfeer.
In het antropologisch gefundeerde coherentiebegrip wordt de mens een actieve functie toegedicht. Men kan niet alleen zeggen: het zo-zijn van de persoon is het gevolg van het zo-zijn van zijn wereld. En tegelijkertijd is het zo-zijn van de persoon de oorzaak van het zo-zijn van zijn wereld, maar ook moet erkend worden dat de mens het zo-zijn der dingen actief kan beïnvloeden.
In feiten is het coherentiebegrip een centraal begrip voor vele fenomenologen om de verhouding mens-wereld aan te geven. In een studie over het spel van de mens
van Buytendijk, een vooraanstaand Nederlands fenomenoloog, heet het: 'Het spel met iets is niet alleen dat ik met iets speel, maar ook dat iets met mij speelt.'
Op basis van het coherentiebegrip pleit Rijsdorp ervoor om in de lichamelijke opvoeding in het leerproces van gedrag uit te gaan van een situatieve didactiek. 'Situatieve didactiek is de beweging onderwijzen in de concrete bewegingssituatie en hulp bieden bij het komen tot het geïntendeerde leerresultaat.'