Een vakorganisatie heeft de belangenstrijd om zich te legitimeren en te verdedigen tegen andere organisaties die ook onderwijstijd willen, als een van zijn belangrijkste beleidsopties. De strijd voor het behoud van de lichamelijke oefening op het lesrooster in alle onderwijssoorten werd door Korpershoek het felst gestreden in het middelbaar onderwijs. In december 1928 werd door dr. Alexander Sizoo tijdens een algemene vergadering van het Genootschap van Gymnasialeraren ronduit verklaard dat het onderwijs in de lichamelijke oefening – hoe voortreffelijk het ook zij – aan het gymnasium niet op zijn plaats is. Scherp ging Korpershoek de (penne)strijd aan (De lichamelijke Opvoeding, p. 489, jrg. 1928). Ook bijvoorbeeld met een auteur in het Tijdschrift in de aardrijkskunde (1930) over het aantal gymnastieklessen op de hbs-en. Er lag een voorstel om de lichamelijke oefening in de klassen 5 en 6 te schrappen, hoogstens facultatief. Korpershoek organiseerde een tegenrapport. Tijdens de 101ste Algemene Ledenvergadering van het Genootschap had Korpershoek zich als spreker gemeld. Hij hield een zeer uitvoerig betoog. De reactie van de heer Alma als voorzitter van de leerplancommissie was:
'Aangenaam is het mij, hier te mogen verklaren, dat ik de rede van de heer Korpershoek met buitengewoon veel genoegen heb aangehoord. Zijn rustig betoog en zijn zakelijkheid waren de beste reclame voor zijn opvattingen. Het was een aangenaam gevoel hier een persoon te zien, bij wien woord en persoonlijkheid tot éénheid waren geworden. […] ons heeft wakker geschud.'
Voor een dergelijke argumenteerstijl, strijdvaardigheid, betrokkenheid en degelijkheid heeft Korpershoek in allerlei kwesties veel respect afgedwongen.