Officier en gymnastiekleraar M.F. Graafland verdiepte zich in de eerste jaren van de 20e eeuw in de Zweedse gymnastiek. Samen met S. van Aken en Yske was Graafland enkele weken naar Zweden geweest.
Tijdens de algemene ledenvergadering van 4 en 5 april 1904 gaf hij zowel een lezing als een praktijkles over 'Zweedsche School-Gymnastiek'. In de daarop volgende discussie zei Van Aken niet door Graafland overtuigd te zijn geworden van het betere van de Zweedse gymnastiek. Nora Goemans, die ook aanwezig was op de vergadering, stelde dat ze een parodie had gezien van de Zweedse gymnastiek (KVLO-archief: JB14, p. 131).
Graafland schreef naar aanleiding van zijn bezoek aan Zweden een brochure Eenige moderne beschouwingen over gymnastiek (1905). Dat was aanleiding voor de ’s-Gravenhaagse Gymnastiek-Onderwijzers Vereeniging om een vergadering uit te schrijven. Op de goed bezochte bijeenkomst in 1905 vergeleek de Rotterdammer S. van Aken beide stelsels. Ondanks zijn bezoek aan Zweden bleef Van Aken een notoire tegenstander van de Zweedse gymnastiek. Van de vergadering en van de bijdrage van Van Aken verscheen in 1905 zelfs een extra nummer van het Correspondentieblad, het orgaan van de vakvereniging.
In 1907 laaide de pennenstrijd weer op naar aanleiding van het verzoek van de Amsterdamse gymnastiekleraar J.J. van Haagen aan het college van B&W om, bij wijze van proef, enkele Zweedse toestellen aan te brengen. Dat zou moeten gebeuren in de gymnastiekzaal van een nieuw op te richten openbare school der 1e klasse, No. 100, aan de Langendijkstraat. B&W besloten een pre-advies te laten uitbrengen door een commissie. Deze ontraadde de proef waar Haagen om gevraagd had, waarop vervolgens artikelen verschenen die beargumenteerden waarom het ontraden ten onrechte was.
De polemiek ging onverminderd door en de redactie van het Correspondentieblad, waaronder Van Aken, besloot eind 2007 om het hele nummer 12 (28 pagina’s) te besteden aan de uiteenlopende meningen omtrent om het (pre-)advies. In het betreffende nummer kwamen voor en tegenstanders aan het woord en klommen ook Goemans en Vrij, via een ingezonden brief, op de barricaden. Uiteindelijk gaf de schoolcommissie toch een positief advies, waarop in november 1907 voor en tegenstanders van de Zweedse gymnastiek weer in het geweer kwamen tijdens een goed bezette buitengewone vergadering van de Amsterdamsch Gymnastiek-Onderwijzers Vereeniging. Daar besloot deze afdeling, met 24 tegen 2 stemmen, om Burgemeester en wethouders te adviseren het positief advies van de schoolcommissie niet over te nemen en het verzoek van Haagen niet toe te staan.
In 1913 werd Graafland, bij de in dat jaar opgerichte rijksinsopectie voor de lichamelijke opvoeding, inspecteur in de 3e inspectie.