In Nederland werden ± 1837 de eerste typografische verenigingen opgericht. Deze kwamen op voor betere lonen en arbeidsomstandigheden, zetten zich in voor hulpfondsen (bij ziekte en overlijden), maar hielden ook van een (Copper)feestje.
In 1851 werd Croesen lid van de in 1849 in Amsterdam opgerichte Typografische Vereeniging Voorzorg en Genoegen. De typografen hadden geen eigen gilde en waren als relatief kleine ‘broederschappen’ opgenomen in het gilde St. Lucas.
In de periode van de bondsvorming van de typografen (1860-1870) steunde Croesen het initiatief van zijn collega J.K. de Regt uit Leiden om een landelijke vereniging op te richten. In 1859 ontwierp Croesen een modelreglement voor een op te richten hoofdvereniging van typografen en stuurde dat naar De Regt. Gezien alle commotie rondom de op te richten vereniging legde De Regt dat model terzijde.
Op 12-02-1860 werd in Utrecht een overeenkomst gesloten door de Amsterdammers (‘Nederlandsche Drukpers’) met enkele plaatselijke typografenverenigingen (Arnhem, Rotterdam en Utrecht). Dat leidde tot de oprichting van de Algemeene Nederlandsche Typografische Hoofdvereeniging (ANTH). De opzet was echter zo gekozen dat de Amsterdammers uiteindelijk toch niet mee wilden doen. De Regt werd gekozen tot voorzitter en een aantal reeds bestaande verenigingen, alsmede een aantal personen (waaronder Croesen) meldden zich aan. De vereniging werd goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 19 maart 1861.
Een paar jaar later werd, geïnitieerd door typografen uit het Arnhemse, nog een ‘vakvereniging’ opgericht. Vanuit de activiteiten van het ‘Onderling Hulpfonds Boekdrukkunst’ werden alle typografische verenigingen namelijk uitgenodigd voor een conferentie op 2 april 1866 in de Groote Nutszaal in Amsterdam. Ze wilden daar over een goede en gelijke bezoldiging spreken en verbetervoorstellen voor de arbeidsomstandigheden aandragen. Ter plekke werd daar de Algemeenen Nederlandsche Typografenbond (ANTB) opgericht die op 1 juni 1866 definitief van start ging. Deze ANTB was zeer actief met als gevolg dat de ANTH steeds meer een bijrol kreeg.
In 1869 telde de ANTH nog 14 afdeelingen. Ondanks het feit dat Croesen het vak al eerder had verlaten, was hij inmiddels toch opgeklommen tot president (voorzitter) van de vereniging. Hij bleef dat tot de vereniging in 1871 werd ontbonden. De ingelegde gelden werden toen verdeeld onder de 50 leden en Croesen kreeg als afscheid een gouden horlogeketting aangeboden.