De onderwijzer
In het hebben de groepsleerkrachten altijd het onderwijs in alle vakken gegeven. Van oudsher had iedere onderwijzer de hele week zijn eigen klas. De onderwijzer kende de kinderen erg goed. Voor lichamelijke opvoeding was het nodig op de opleiding (kweekschool, pedagogische academie) de aantekening-j te halen en daarnaast bestond de mogelijkheid een lagere akte te halen, de zogenaamde Akte-j. Ook voor enkele andere vakken konden soortgelijke akten van bekwaamheid worden gehaald. De onderwijzers die de Akte-j behaalden, gaven vaak een aantal jaar aan verscheidene klassen de gymlessen, maar over het algemeen werden ze niet gezien als vakleerkrachten. Veel van hen richtten zich na een aantal jaar volledig op het werk in de klas en gaven alleen de gymlessen aan hun eigen klas. Met de invoering van de Pedagogische Academie voor het Basis Onderwijs (pabo) en de basisschool in 1985, verdween de aantekening en kort daarna de Akte-j (laatste examens op 11 en 12 oktober 1990).
Specifieke deskundigheid
De vraag of de lichamelijke opvoeding gegeven moet worden door een klassenonderwijzer of een vakonderwijzer, werd in 1927 al gesteld. In de twintigste eeuw ontstond in verschillende
het idee dat het voor enkele vakken belangrijk is vakleerkrachten te hebben. Dit moesten gespecialiseerde leerkrachten zijn, die van alle recente ontwikkelingen in het vakgebied op de hoogte waren, die het belang van het vak inzagen en echt iets van de lessen wilden maken. Zo kwamen er vakleerkrachten voor
Een groot aantal gemeenten financierde vakleerkrachten voor de groepen (6,) 7 en 8 van de basisschool, maar vooral de grote steden zorgden dat het mogelijk werd dat de groepen 3 tot en met 8 van de basisschool alle lessen kregen van de vakleerkracht. De grote steden kregen eigen gemeentelijke
voor lichamelijke opvoeding, zoals
Bob Mirck
in Amsterdam.
In die tijd groeide de opvatting dat in ieder geval voor de lichamelijke opvoeding vakleerkrachten belangrijk zijn. Differentiatie in de lessen werd belangrijker, er kwamen nieuwe gymnastiekmaterialen die een grote deskundigheid vereiste, veel kinderen waren tegelijkertijd actief in de les (onder andere door het werken in groepen) en de veiligheid voor de kinderen vroeg een steeds grotere deskundigheid. Daarnaast was er een discussie over de overladenheid van het programma van de pabo's. De combinatie van deze twee factoren leidde tot een initiatief van Jan Rijpstra, lid van Tweede Kamer, om de bevoegdheidsregeling te veranderen. Met steun van de Tweede Kamer werd in 1998, onder staatssecretaris T. Netelenbos, besloten dat de pabo's alleen nog zouden gaan opleiden voor lichamelijke opvoeding voor de groepen 1 en 2 van de basisschool; de kleuters. Groepsleerkrachten die wel affiniteit met de lichamelijke opvoeding hadden, konden via een grotendeels post-initieel programma (Leergang vakbekwame leraar bewegingsonderwijs via pabo) hun bevoegdheid voor lichamelijke opvoeding halen. Enkele jaren later werd dit omgezet in . Vanuit de SLO stonden
Chris Mooij
en
Chris Hazelebach
mede aan de basis van de 'Leergang'.
Vermindering omvang leergang
In 2008 is onder invloed van schoolbesturen en directies een kwart van de leergang afgehaald. Op veel scholen werd het als lastig gezien dat niet alle leerkrachten aan hun eigen klas bewegingsonderwijs mochten geven. Een deel van deze scholen verplichtte daarom nieuw aangenomen leerkrachten om de leergang te gaan volgen. Omdat dit bedoeld was voor leraren met affiniteit en competenties op dit terrein, was dit niet voor iedereen makkelijk haalbaar. De vermindering van de omvang heeft de periode waarbinnen de leergang afgerond kan worden overzichtelijker gemaakt, maar het blijft een zware opleiding. De insteek van de leergang is om vakspecialisten op te leiden met kennis van het curriculum en vaardigheid in het begeleiden van alle kinderen in bewegingssituaties. De vakvereniging KVLO sluit hierbij aan door deze leraren gelegenheid te geven lid te worden als ze minimaal 0,2 fte bewegingsonderwijs verzorgen aan meer groepen.
Herziening leergang in 2018
In 2018 is het opleidingskader herzien. Grote delen van het oude kader zijn gebleven, nieuwe accenten komen voort uit de invoering van , de vraag naar een integrale aanpak van bewegen en sport in en rond de school en aandacht voor veiligheid en aansprakelijkheid. De integrale aanpak van bewegen en sport in en rond de school krijgt vorm in een ontwikkellijn 'bewegen in de schoolomgeving' waarbij aandacht wordt geschonken aan bewegen in de pauze of na schooltijd en tijdens de lessen van andere leergebieden. De leergang blijft bedoeld voor cursisten die affiniteit hebben met het vak en een sleutelrol willen vervullen voor het bewegingsonderwijs op school. De borging van de kwaliteit kan slagen wanneer een leerkracht met de bevoegdheid voor bewegingsonderwijs ook daadwerkelijk wordt ingezet als vakspecialist.
Literatuurverwijzingen
- Appelman, M., et al. (2008). Bewegingsonderwijs in het primair onderwijs. Zeist: Jan Luiting Fonds (nr. 96).
- Berkel, M. van, et al. (2003). Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs via Pabo. Utrecht: LOBO.
- Berkhoff, H. (1982). 'De vakonderwijzer lichamelijke oefening'. Lichamelijke Opvoeding, nr. 2: 76-79.
- Diels, P.A. (1927). De noodzakelijkheid van den vakonderwijzer. Zeist: Publicatie-fonds van de Vereeniging voor gymnastiekonderwijzers L.O. en M.O. in Nederland.
- Donkers, B., et al. (1999). Vakbekwame leraar bewegingsonderwijs via Pabo. Enschede: SLO.
- Ensink, W. et al. (2018). Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs via pabo - Herzien opleidingskader. Verkregen via https://www.paboweb.nl/themas/3#section_567
- Mooij, C., et al. (1999). De vakleraar lichamelijke opvoeding in het primair onderwijs. Zeist: Procesmanagement Primair Onderwijs.
- Projectgroep Bewegingsonderwijs Amsterdam (1986). Spelen in het basisonderwijs, verslag van een studiedag.
- Projectgroep Bewegingsonderwijs Amsterdam (1988). 'Introduktie in de bewegingskultuur', verslag studiedag 26 april 1988. Lichamelijke Opvoeding, nr. 11.
Auteur: Marco van Berkel (versie 2012 en 2019)
Examens kleutergymnastiek in Den Haag in 1941. Bron: Beeld en geluid