Sebastiaan van Aken (1856-1927) werd geboren op 30 november 1856 in Rotterdam. Na zijn middelbareschooltijd ging hij in militaire dienst, waarna hij in 1878 zijn eerste bevoegdheid haalde als gymnastiekdocent. Dit was geen ongebruikelijke carrièrestap in deze tijd. Veel gymleraren kwamen tijdens hun diensttijd in aanraking met de gymnastiek, om vervolgens te kiezen voor een loopbaan in het onderwijs. Van Aken haalde in 1880 zijn examen voor de akte MO P en ging een jaar later aan de slag in zijn geboortestad. In 1885 kreeg hij een aanstelling aan het Erasmiaans Gymnasium, waar hij de rest van zijn carrière bleef werken.
Vele ambachten
Vanaf het einde van de jaren 1880 ontpopte Van Aken zich tot de belangrijkste woordvoerder van de
Vereniging van Gymnastiek Onderwijzers van Nederland (VGON).
Hij schreef brochures, tijdschriftartikelen en instructieboekjes, hield lezingen voor uiteenlopende gezelschappen en vertegenwoordigde de vakvereniging op congressen in binnen- en buitenland. Tussen 1903 en 1910 was hij redacteur van het
Correspondentieblad.
Ook op bestuurlijk vlak was de Rotterdammer erg actief. Tussen 1909 en 1913 was hij lid van het hoofdbestuur van de VGON. Daarnaast was hij betrokken bij tal van plaatselijke organisaties voor lichamelijke opvoeding, zoals de Rotterdamse Gymnastiek Onderwijzers Vereniging, de Rotterdamse Bond voor Lichamelijke Opvoeding, de lokale Vereniging voor Kinderspeeltuinen en de Rotterdamse Gymnastiek en Schermvereniging. De gymnastiekonderwijzer vervulde ook een
Een krachtige natie
De betekenis van Van Aken voor de lichamelijke opvoeding is vooral gelegen in zijn werk als propagandist. In de jaren rond 1900 liet hij geen mogelijkheid onbenut om het belang van gymnastiek(onderwijs) aan het grote publiek en de politiek duidelijk te maken.
Van Aken liet zich in zijn
publicaties inspireren door Duitse gymnastiekdenkers als J.C.F. GutsMuths (1759-1839) en F.L. Jahn (1778-1852). In hun navolging betoogde hij dat gymnastiek het lichaam en karakter vormde van jongens – want voor de vrouwelijke jeugd had hij weinig aandacht. Zijn vakgebied diende volgens Van Aken drie doelen: het bevorderde de volksgezondheid, het bereidde voor op het werkzame leven en stimuleerde daarmee de arbeidsproductiviteit, en het versterkte de Nederlandse landsverdediging.
Om Nederlandse jongens gezond, productief en ‘weerbaar’ te maken, was Van Aken voorstander van de, op militaristische leest geschoeide
Duitse gymnastiek.
Hij propageerde het belang van marcheer- en exerceer-, en stok- en staafoefeningen, uitgevoerd op commando. De oefenvormen van Otto Jaeger verspreidden zich dankzij zijn inspanningen in Nederland. Ook hechtte hij veel waarde aan toesteloefeningen die waren gericht op de ontwikkeling van spierkracht.
Van Aken doceerde de oefeningen zelf op weinig zachtzinnige wijze. Zo stond hij bekend als een ‘flinke, martiale figuur’, die tijdens zijn lessen ‘de roede niet spaarde.’
Het hogere doel dat Van Aken bij zijn propaganda voor ogen had, was de versterking van de Nederlandse natie – ‘het vaderland’, of ‘het dierbaarste’, zoals hij zijn ideaal verwoordde. Hij beschouwde de wereld, zoals meer van zijn tijdgenoten, vanuit een sociaal-darwinstisch denkkader, waarin de sterksten overleefden en de zwakkeren ten onder gingen. Wilde Nederland in deze ‘bestaansstrijd’ het hoofd boven water houden, dan was de lichamelijke versterking van de Nederlandse jeugd een absolute noodzaak, zo zette hij in zijn publicaties uiteen.
Erkenning
In een tijd waarin veel Nederlanders het belang van het onbekende en dus onbeminde gymnastiekonderwijs niet inzagen, vervulde Van Aken een belangrijke voortrekkersrol. Zijn inspanningen werden door zijn vakgenoten dan ook op waarde geschat en erkend. In 1905 werd hij benoemd tot erelid van de VGON en drie jaar later viel deze eer hem namens het NGV ten deel.
Van veel betekenis was ook zijn benoeming in 1904 tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau, als eerste Nederlandse gymnastiekonderwijzer. In het buitenland werd hij eveneens erkend. De Frans regering benoemde hem tot Officier d’Academie en Officier de l’Instruction Publique, nadat hij advies had uitgebracht over de organisatie van het Franse gymnastiekonderwijs.
Van Aken overleed op 28 februari 1927, op 70-jarige leeftijd. De gebeurtenis werd in alle landelijke dagbladen gemeld. In De Lichamelijke Opvoeding memoreerde VGON-voorzitter
Jo Korpershoek
dat ‘een krachtig strijder’ en ‘kundig vakman’ was heengegaan. Een polemist ook, die met absolute overgave streed voor zijn overtuigingen. Volgens Korpershoek was het de verdienste van Van Aken dat tot in de hoogste instanties aandacht was gekomen voor de belangrijke volkszaak: de bevordering van de lichamelijke opvoeding van het Nederlandse Volk.
Literatuur
- De Lichamelijke Opvoeding. Orgaan van de Vereeniging van Leeraren en Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding in Nederland, (1927) https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKVLO01:000894001:00001
- Kramer, J.P. en Lommen, N. (1987), Geschiedenis van de Lichamelijke Opvoeding in Nederland
- Schagen, K.H. van (1926), De lichamelijke opvoeding in de laatste drie eeuwen,https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB02:000121629
- Stadsarchief Rotterdam, 675 Archief en collecties van de Vereeniging der familie Van Oordt, inv. 1614 Knipsels betreffende Sebastiaan van Aken.
- Zondag, J. (2021), Volkskracht. Sport, lichamelijke opvoeding en de versterking van Nederland, 1880-1940, https://www.boomgeschiedenis.nl/product/100-10137_Volkskracht
Auteur: Jelle Zondag
Bij de Olympische Spelen van 1908 in Londen was Van Aken aanwezig als leider van de Nederlandse gymnastiekéquipe.
Zie hier voor enkele filmbeelden van deze spelen