Alle stelsels van lichamelijke opvoeding besteedden aandacht aan menselijk bewegen in relatie tot gezondheidsaspecten. Gezondheid was een doel bij de vrije oefeningen in het
Duitse stelsel
en was zichtbaar in de
Oostenrijkse School
bij de normaliserende en vormende oefeningen. Maar met name het
Zweedse stelsel
had een sterk gezondheids- en heilgymnastisch karakter: de oefeningen moesten een anatomisch en/of fysiologisch nut moesten hebben. In de diverse stelsels varieerden de motieven: verhoging van weerbaarheid/fysieke conditie (kracht, lenigheid, snelheid en uithoudingsvermogen), ziektepreventie, esthetische idealen en voorkomen van houdings- en bewegingsafwijkingen. De ontwikkelingen in deze 'medische gymnastiek' leidden tot nieuwe interventiemogelijkheden en het ontstaan van (Kugel, 1977; Kramer en Lommen, 1987; Crum, 1988).
Ook is vaak verondersteld (en inmiddels bewezen, Chekroud, Gueorguieva, Zheutlin e.a., 2018) dat beweging een positieve uitwerking heeft op de geestelijke gezondheid, onder het motto ‘’.
Met de nota
(1980) laaide de discussie over het fysieke en gezondheidskundige rendement van lessen L.O. na lange tijd weer op. Als gevolg daarvan verschenen de eerste
in lessen lichamelijke opvoeding (Kramer en Lommen, 1987). Deze veronderstelde effecten zijn grofweg in twee stromingen te verdelen: met een nadruk op fitheid of op bewegen.
Fitheid
De les LO wordt soms geacht een bijdrage te leveren aan de fitheid, zoals een sportieve training dat kan doen. Fitheid wordt meestal gedefinieerd als het geheel van de motorische grondeigenschappen kracht, lenigheid, snelheid, coördinatie en uithoudingsvermogen. Binnen de les LO komt zo'n nadruk op fitheid bijvoorbeeld tot uitdrukking in circuit-oefenvormen en in het afnemen van fitheidstesten (al dan niet voor een cijfer) zoals Eurofit, Moper-fittest of FitnessGram.
In Nederland besteedde de overheid begin jaren zeventig voor het eerst aandacht aan sport als middel voor het stimuleren van fitheid in de bevolking. Overal in het land verschenen 'trimbanen' en de campagne 'Trim je Fit' leidde (mede) tot wat wel genoemd wordt de 'eerste loopgolf. Het thema .
Wanneer de nadruk binnen de lichamelijke opvoeding wordt gelegd op fitheid, wordt vaak gesuggereerd dat jeugd steeds minder snel, sterk, lenig enzovoorts is. Onderzoeksgegevens over een periode van ongeveer 30 jaar lijken deze trend te bevestigen (Collard e.a., 2010). Het is echter de vraag in hoeverre er een samenhang is tussen fitheid en gezondheid: hoewel bekend is dat een goed uithoudingsvermogen samenhangt met minder ziektekans, ligt zo'n verband veel minder voor de hand voor bijvoorbeeld coördinatie of lenigheid.
Bewegen
Het menselijk organisme is tijdens de evolutie geselecteerd op veel, (Bult, 2011). Maar ondanks de gestegen levensverwachting bewegen mensen steeds minder ten gevolge van fysiek minder actieve vrijetijdsbesteding en de mechanisatie van verkeer, arbeidsprocessen, en werkzaamheden thuis. Van biologische evolutie in de vorm van wijziging van genetische eigenschappen kan niets verwacht worden omdat de technologische evolutie veel sneller is gegaan.
Lichamelijke inactiviteit vormt volgens de
World Health Organisation inmiddels dan ook de vierde risicofactor voor sterfte als gevolg van leefstijlgerelateerde welvaartsziekten (
Kemper
, 2011), met alle kosten van dien. Dat accentueert de noodzaak van voortdurend onderzoek naar beïnvloedbare aspecten van gezondheid, hoe complex het begrip gezondheid ook is (Kemper, 2011). Ook bij jongeren is het verband tussen bewegen en gezondheid onomstotelijk vastgeteld; de Gezondheidsraad heeft voor jongeren zelfs een aparte
Beweegrichtlijn opgesteld (Weggemans, Backx, Borghouts e.a., 2018). Onder andere de toename van overgewicht onder jeugd heeft de overtuiging doen postvatten dat jongeren moeten worden aangezet tot méér beweging en dat de school hierin een belangrijke rol kan spelen. Bijna alle jongeren zijn immers te bereiken via school. Daar kunnen interventies plaatsvinden en kan voorlichting gegeven worden over de bijdrage van bewegen aan een gezonde levensstijl (Bax, 2011). Met het leggen van accenten in de les L.O. kunnen in alle onderwijssoorten verschillende effecten worden gerealiseerd (Klein Lankhorst, 2011).
In de les lichamelijke opvoeding kan bewegingsstimulering op directe of indirecte wijze een rol spelen (Slingerland en Borghouts, 2011a). Direct wil zeggen dat de gymles zelf in kwantitatief opzicht bijdraagt aan de hoeveelheid beweging. In Nederland levert een gymles gemiddeld ongeveer 20 minuten matig-tot-intensieve fysieke activiteit, welke meetelt voor de 'beweegnorm' (Slingerland en Borghouts, 2011b). Indirect wil zeggen dat de Lichamelijke Opvoeding leerlingen stimuleert en motiveert om meer te bewegen buiten school. Helaas zijn er voor dit effect op buitenschools bewegen nauwelijks harde bewijzen uit wetenschappelijk onderzoek. Wel zijn er enkele studies die een bescheiden positief effect suggereren van meer gymlessen op specifieke gezondheidsparameters (Kriemler, 2011, Hasselstrøm, 2008). Er wordt verondersteld dat de meeste gezondheidswinst valt te behalen door de school in zijn geheel in te richten als een gezonde omgeving, met naast bewegen ook aandacht voor bijvoorbeeld voeding en verslaving (Toolkits.loketgezondleven.nl).
Besluit
Helaas ontbreekt nog voldoende bewijs om met absolute zekerheid te kunnen zeggen dat de les L.O een substantiële bijdrage kan leveren aan de gezondheid van kinderen. Iedereen is het er echter wel over eens dat de lichamelijke opvoeding een sleutelpositie inneemt op school als het gaat om het stimuleren van bewegen.
De discussie over het 'bewegingsarmoedig onderwijs' zal echter eens in de zoveel tijd blijven opduiken. Zeker zolang de lesuren lichamelijke opvoeding een te bescheiden rol spelen in het totale volume van dagelijkse lichaamsbeweging, in tijd en energieverbruik (Dool, R van den e.a. 2011; Lucassen, J. e.a. 2011).
Suggesties voor doorstuderen
Literatuurverwijzingen
Externe Links
Auteur:
Lars Borghouts en
Roel Westerhof
(versie 2012); Lars Borghouts (versie 2019)
Film over het Amsterdamse Groei en Gezondheids Onderzoek (AGGO). De film is, voorafgaand aan het onderzoek, in 1976 vertoond aan de ouders van de onderzoekspopulatie (tieners). Productie: audio-visuele dienst UVA (1975).