Venster

Waren de meningen verdeeld

Jacobs merkt in 1939 al op dat volgens hem een kort verslag van de leraar lichamelijke opvoeding (in plaats van een in zijn ogen dubieus cijfer) even waardevol is. De Amsterdamse inspecteur Levisson is in 1952 nog stelliger: cijfers geven kan niet exact, objectief en eerlijk (Levisson, 1952). Ook vaardigheidsnormen bieden wat hem betreft geen soelaas. Zij zijn immers slechts een richtpunt op basis van het gemiddelde. Voor andere vakken kan progressie naar het einddoel zoals vastgelegd in leerplan volgens Levisson exacter worden bepaald, maar dit is voor LO ‘een slag in de lucht’. De relatie die Levisson legt naar het beschikbare leerplan is een cruciaal punt in deze kwestie. Pas in 1959 verschijnt het Basisleerplan “Lichamelijke oefening voor het algemeen vormend onderwijs” als een soort gemeenschappelijke landelijke basis voor de praktijk. Het basisleerplan wordt echter niet overal omarmd en er is kritiek op het gebrek aan systematiek. Met steun van de SLO wordt zo’n tien jaar later aan de modernisering van het leerplan LO gewerkt. Niet lang daarna, na het verschijnen van de nota Bewegingsarmoedig onderwijs (1980), laait bovendien een discussie op over het fysieke en gezondheidskundige rendement van lessen LO.
Commissie Rijsdorp (1955). Basisleerplan lichamelijke oefening voor het algemeen vormend onderwijs. Zeist: Jan Luiting Fonds.

Cover 'Basisleerplan lichamelijke oefening' (1959)