De op 16 juli 1901 in Den Haag geboren Johannes Gerardus van As speelde al vroeg zeer goed piano, schoolde zich als jongeman in grafisch werk, was liefhebber van de Griekse sculptuur en nam intensief deel aan atletische sportactiviteiten. Dat laatste deed hem besluiten de
Kweekschool voor gymnastiek en heilgymnastiek
in Den Haag te bezoeken, die hij in 1922 afrondde. Tevens verwierf hij de lagere akte tekenen.
Persoonlijke ontwikkeling
In een voelde de leergierige, zelfbewuste jonge gymnastiekleraar zich sterk aangetrokken door de inmiddels bekende
Rudolf Bode
. De onafhankelijk denkende kunstkenner en praktijkman Van As was onder de indruk van de wijze waarop Bode het totaliteitsprincipe in zijn bewegingsvormen tot uitdrukking bracht, ondersteund door zijn indrukwekkende pianistische kwaliteit. Bode, en later ook F.C.G. Duvergé, hadden grote als persoon en als vakman.
Als gymnastiekleraar wilde Van As zich vooral profileren in een gymnastieklokaal zonder gymnastiektoestellen. Hij was feitelijk een vormgever van de ‘ritmische stroming’ en deed dat niet alleen aan de Christelijke HBS (Bezuidenhout), maar ook als . Veel invloed oefende hij uit omdat hij zeer frequent docent was op de
Paalbergconferenties
en regelmatig artikelen schreef. Tevens gaf hij talloze demonstraties en workshops, vaak ondersteund door zijn zoons Jan en Tom. De bewegingsvorming op basis van ritme werd van 1959 tot 1970 door Van As, ook voor niet onderwijsmensen, bovendien vormgegeven in een eigen dansstudio in Den Haag.
Kop in de wind
Kenmerkend voor Van As, evenals voor CALO-rector C.C.F.
Gordijn
, was de liefde voor het afwijkende en het zoeken naar alternatieven. Daarin vonden ze elkaar, maar zeker ook door het besef dat bewegen een manier van ontdekken van de wereld is. Van As ging in het uitdragen van zijn boodschap soms behoorlijk ver en was daarin niet altijd beminnelijk. ‘Leermeesters en oefenmeesters zijn het grote struikelblok; niet onwillige leerlingen!’ Of over de leerlingen zelf : ‘IJsco-mannen! Niet van hun plaats te branden’. Dat kwam hem ook op veel te staan.
Het samen-op-zoek-gaan met Duvergé en daarbij het lichaam niet objectiveren was geen gemakkelijke reis: zoekend naar ritme als basis voor bewegen bij het verkennen van je bewegingsruimte. Van As sprak eerst over ‘bewegingsscholing op basis van ritme’, waarbij de persoonlijke creativiteit hoe langer hoe meer beleefd, maar hoe langer hoe minder getoond moest worden. Later moest het begrip ‘scholing’ ook vervallen, ook dat was te objectiverend en werd vervangen door ‘vorming’, met de kernwoorden: ‘zwaai, schwung, swing’.
Tijdens zijn zoektocht zocht Van As het, evenals H. Medau, in handgereedschappen (b.v. de door Van As ontwikkelde ‘spheroïde’), maar liet die later ook weer vallen. Zo vulde hij in de eerste periode van zijn ontwikkeling de ruimte in met een op lijnen gerichte choreografie (grote affectie met Mondriaan). Na 1965 gebruikte hij meer zang als toepassing in zijn lessen. Overigens nam zoon Tom toen veel van de choreografie over door de danspassen te tonen aan de studenten. Samen hebben zij ook een bewegingsschrift (notatie van de passen) ontwikkeld.
Van As was steeds bezorgd over zijn opvolging. Kan wat ik probeer te doen, overgenomen worden door een nieuwe lichting en zal ik daar vrede mee hebben? Voor zijn eerste generatie opvolgers (Cor Maan, Tom van As, Eric Simon) een lastige kwestie. Hoewel zij zich nog nauw verwant voelden met van As, legden zij een zwaarder accent op het bewegen als je ‘verplaatsen’. Op basis van dat uitgangspunt probeerden zij samen met studenten - maar vooral met betrokken afgestudeerden - tot dansontwerpen te komen. Daarnaast ontwikkelde de toonaangevende Cor Maan een sound gebaseerd op blues, latijns-amerikaanse en rock-music. Dit tot groot genoegen van de studenten. De tam-tam bleef belangrijk om te bewegen op gespeeld ritme. Daar kregen de studenten aparte scholing voor van Tom van As.
Wijsheid
Het is mooi om te zien hoe Van As in een interview met Dick Schmüll in
De Lichamelijke Opvoeding in 1974 met veel wijsheid terugkijkt op de stappen die hij heeft mogen zetten: met betrekking tot Bode, Duvergé, ‘Schwung’, de sferoïde, de tam-tam en zijn opvolgers. Over Van As zijn vele
anekdotes te vertellen, maar in het interview toonde hij zich de beminnelijke man die hij voor vrienden en echte collega’s altijd al was. Daarnaast is in hetzelfde interview te lezen hoe scherp zijn principiële oordeel was over Jazzgymnastiek en moderne ritmische gymnastiek. Maar ook in dat oordeel toonde hij liefde voor mensen en vraagtekens bij de onderliggende principes.
Jan van As is op 14 december 1987 in Den Haag overleden als ‘ … een bijzonder mens, die meer voor ons vak heeft betekend dan bij zijn leven werd beseft’ (Bloem, 1988).
Literatuurverwijzingen:
- As, J. van, Nuis, M.L. (1956-1960). Bewegingsvorming op basis van het ritme. Zwaai, Schwung, Swing. In: Richting, 11e - 14e.
- As, T. van (1988). Necrologie van Jan van As. De Lichamelijke opvoeding, 76e, nr.2, p. 87.
- Bloem, R.M. (1988). In memoriam Jan van As. De Lichamelijke Opvoeding, 76e, nr. 2, p. 85-87.
- Duvergé, F.C.G. (1929). Lichamelijk opvoeding en schoolgymnastiek, Haarlem: Nobels & Jansen, 215 p.
- Duvergé, F.C.G. (1930): Rhytme en maat bij het onderwijs in lichaamsoefeningen, Haarlem, Nobels & Jansen, 63 p.
- Nuis, M.L. (1962). De plaats van Jan van As in de hedendaagse gymnastiek. De Lichamelijke Opvoeding, 50e, nr. 7, 8 en 9.
- Rippe, P.J. (1949): Congres voor de dans. In: Richting, 4e, p. 22.
- Schmüll, D.H. (1974). Gesprek met …Jan van As. De Lichamelijke Opvoeding, 62e, nr. 7, p. 178.
Auteur: Bram Donkers
Jan van As speelt quatre-mains een jazzy improvisatie op zijn piano.