Rudolf Bode (1881-1970) zag bewegen als levensuiting. In zijn speelt de ontspannen, ritmische totaalbeweging een grote rol en krijgt de muziek een 'dragende en ondersteunende' functie. Met publicaties (onder andere
Ausdrucksgymnastik, 1922), cursussen en demonstraties maakte hij indruk in heel Europa. Zijn werk, en dat van zijn leermeester E. Jaques-Dalcroze en zijn leerling H. Medau, bracht de muziek en het 'totaal bewegen' als '
nieuwe richting' in de wereld van de lichamelijke opvoeding (LO) in Nederland.
Vitalisme
Begin twintigste eeuw onderging de LO in Nederland invloeden vanuit drie 'idealistisch-vitalistische stromingen': de jeugdbeweging, de
spel- en sportbeweging
en
drie kunstrichtingen. Als gevolg daarvan ontwikkelden zich twee varianten: een 'individueel denken (Erlebnis-, Ausdruck- , Freiluft- en Freizeitdenken)' en een 'collectief denken (Team-, Schule-, Competition- en Fairplaydenken).
Het materieel (
elementar) gedachtegoed van de
Duits-Nederlandse gymnastiek
de analytisch-synthetische opvatting van de
Zuidermethode
, het hygiënisch-utilitaire standpunt van de
Zweedse gymnastiek
en later de
Haagse Kweekschool
, kregen daardoor concurrentie van het .
Dat leidde in het interbellum tot een botsing tussen de twee rationele systemen (Duits en Zweeds) en de drie genoemde 'emotionele' . Het vitalisme verdrong daarbij langzaam het 'biocentrische ' en het ‘logocentrische’ (Lenssen, 1964).
Vrouwen en kinderen eerst
De uitdrukkingsvolle 'erotische' sluierdansen van Isidora Duncan en de niet of schaars geklede 'bewegingskoren' ten tijde van Rudolf von Laban, pasten in Nederland niet in het toenmalige preutse (bewegings)onderwijs. De ritmische gymnastiek (RG) ontwikkelde zich daarom in de eerste decennia van de 20e eeuw aanvankelijk in de wereld van dans- en balletscholen en daarna in de meisjes-/damesafdelingen van de gymnastiek-/turnverenigingen.
Jeanne van der Most-Leijerweert
speelde daarin een toonaangevende rol.
Na
WO II
begon de RG aan een opmars in de wereld van de LO.
Jan van As
droeg daaraan bij en in 1949 was zelfs een studie-congres voor de dans in het A.M.V.J.-gebouw in Amsterdam. Maar in het voortgezet onderwijs kwamen jongens pas structureel in aanraking met RG nadat eind jaren tachtig de lessen LO gemengd werden (zie bijv. Van Essen, 1999) en de werkplannen voorzagen in een aantal lessen 'bewegen op muziek'.
Globale ontwikkelingslijnen (voor een uitgebreide beschrijving: zie
ontwikkelingslijnen)
- Van grondvormen van bewegen, later aangevuld met volks- en kinderdans, via jazzgymnastiek, conditionele vormen (zoals aerobics en steps), en afro-invloeden naar een ongelimiteerde dansante 'bewegingsvocabulaire' waarin dans en dansbewegingen niet meer in vastomlijnde kaders (hokjes) zijn onder te brengen.
- Van het herhalen van gekozen activiteiten in aanwezigheid van anderen en een individueel 'naïeve' uitdrukking/uitbeelding, in de richting van het zelfstandig ontwikkelen en uitvoeren van eenvoudige choreografieën met een accent op adequate individuele en/of groepsuitdrukking en/of uitbeelding.
- Van klassieke handgereedschappen (knots/bal/hoepel/touwtje/stok) naar nieuwe, aangepaste, eigentijdse en creatieve handgereedschappen.
- Van eenvoudige muzikale ondersteuning of 'live'-begeleiding via ondersteuning door verplaatsbare/vaste geluidsdragers en -installaties naar muzikale ondersteuning via internet, mobiele telefonie en muziekapps.
- Van zelf samenstellen/selecteren van muziek naar speciaal voor het doel en de doelgroep gecomponeerde muziek.
- Van door de docent geselecteerde muziek naar door de leerling/student gekozen muziek.
- Van relatief rustige muziek, via muziek met een 'drive' naar de populaire jeugdmuziek.
- Van toepassing in de vereniging en basisonderwijs naar een curriculumonderdeel in primair en voortgezet onderwijs voor beide geslachten.
- Van nauwelijks aandacht op mbo- en hbo-opleidingen, via een 'verplicht' keuzevak voor dames aan de ALO's, naar een volwaardige plaats op opleidingen.
- Van ritmische gymnastiek naar 'bewegen en muziek'.
- Van uniforme (turn)sportkleding naar volledige individualiteit in gekozen sportkleding.
Live is dance and music
De popularisering van muziek en dans vanaf leidde tot sterke verbetering van het imago van bewegen op muziek in de jaren zeventig. De productie van (soms speciaal op dans gerichte) , het gebruik van 'ondersteunende' (show)dansgroepen, de media-aandacht, en de interferentie met eerder geschetste impulsen (jazzgymnastiek/aerobics/steps/hiphop/breakdance/streetdance) zorgden in de jaren tachtig en negentig voor een cultuuromslag waarin het steeds hipper werd om te dansen. De invloed van diskjockeys, populaire talentenjachten, YouTube en dans(auditie)programma’s op
(vanaf 2005) zorgden voor een definitieve doorbraak van de dans. De belangstelling voor allerlei mini-(free)stijlen van de Urban Dance is niet alleen zichtbaar in allerlei georganiseerde evenementen maar de ‘moves’ zijn ook op straat te zien.
Ook het overal en altijd kunnen luisteren naar muziek, de vele prachtige videoclips en de mogelijkheden van en via sociale media draagt enorm bij aan de verspreiding van muziek en dans. Tegenwoordig speelt nagenoeg het hele dagelijks leven, alsook het arbeids- en vrijetijdsleven, zich af tegen de achtergrond van muziek. Dans is lifestyle geworden en biedt daarmee mogelijkheden tot personalisatie, niet alleen in vorm maar ook in taal en ook in kleding en taalgebruik. Het is aan de docenten om daar adequaat op in te spelen.
Literatuurverwijzingen
- Bode, R. (1922). Ausdrucksgymnastik. München: Beck, 55 p.
- Büchner, H.J.F. en Tilborg, C.G.A.T. van (1997). Visies in beweging: opleidingsconcept ALO-Tilburg. Tilburg: Fontys Hogescholen, p. 12 en 22.
- Essen, M. van (1999). Gender in beweging. Over pedagogiek en sekse in de lichamelijke opvoeding van de twintigste eeuw. Groningen: ADNP; Zeist: Jan Luiting Fonds, nr. 65.
- Gerdes, O. (1962). 'Ritmische gymnastiek in pedagogisch perspectief'. In: De lichamelijke opvoeding, 210-214; 244-255.
- Korpershoek, J.M.J. (1909/1913). 'De ritmische gymnastiek van Jacques Dalcroze. Een vondst – een gevaar (1909)'; 'De esthetische stromingen op het gebied der lichamelijke opvoeding 1913'. In: Kramer, J.P. (1967). Keur uit het werk van Johannes Martinus Jacobus Korpershoek. Zeist: Jan Luiting Fonds, p 13-104.
- Kramer, J.P. en Kugel, J. (1962). Geschiedenis van de lichamelijke opvoeding in Nederland. Zeist: Jan Luitingfonds, p. 58-63;
- Kramer, J.P. en Lommen, N. (1987). Geschiedenis van de Lichamelijke Opvoeding in Nederland. Zeist: Jan Luitingfonds, p. 96-102.
- Kramer, J.P. en Rijsdorp, K. (red.)(1967). De ontwikkeling van de stelsels van lichamelijke opvoeding (Verzamelde opstellen deel I). Den Haag/Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar, p. 113-174.
- Kugel, J. (1977). Geschiedenis van de gymnastiek. Haarlem: De Vrieseborch, p. 129; p. 136-155; p. 136-162; p. 256
- Lenssen, G. (1964). Methodiek. In: St. Thomas van Aquino, p. 717.
- Moerman-van den Bergh, A. (1961). 'Ritmische gymnastiek'. In: Handleiding voor verenigingsleiders (sters), Deel I (Algemeen gedeelte). S.l., Commissie cursuswezen van het Koninklijk Nederlands Gymnastiek Verbond, p. 174-215.
- Tilborg, C.G.A.T. van (2000). Sedimenten van sentimenten: 75 jaar Academie voor Lichamelijke Opvoeding Tilburg. Tilburg: Fontys Sporthogeschool. Deel 2: Status maturandi 1956-1986, p. 107-113; Deel 3: Status renovandi 1986-1999, p. 239.
Externe links
Auteur: Kees van Tilborg (versie 2012 en 2019)
Onderstaand filmpje bestaat uit drie unieke filmfragmenten: Rudolf Bode (1964; 83 jaar) tijdens een leergang in Überlingen (D); Elisabeth Niedner-Bode, dochter van Rudolf en Elly Bode (± 1937 op Schloss Marquardt); pathetische dans van Rudolf Bode gedanst door Roswitha Seidl. Copyrights / Rechteinhaber: Ulrich Bode www.ulrich-bode.de