Venster

‘Beoordelen en/of volgen’

Een punt voor gym… of niet?

Al tenminste een eeuw worstelt de lichamelijke opvoeding in Nederland met het thema ‘beoordelen’. Discussies hierover spitsten zich in het verleden vaak toe op de vraag of het noodzakelijk of zinnig was voor het vak een cijfer te geven en hoe dit dan bepaald moest worden. In 1920 werd in de Wet op het lager onderwijs bepaald dat ook voor lichamelijke oefening, zoals het vak toen heette, een cijfer gegeven moest worden. Ondanks deze wettelijke verplichting werd hier door betrokkenen echter niet eensgezind over gedacht (Zondag, 2021). Niet minder heftig waren discussies over het vaststellen van het cijfer.

Vaardigheidstesten en leerplaneisen
In de Wet van 1920 werd bepaald dat ‘De rapportcijfers voor de lichamelijke oefening worden vastgesteld met inachtneming van de physieke geschiktheid der leerlinge’. Anders gezegd: er moest rekening worden gehouden met ieders lichamelijke capaciteiten.
Een andere lijn waarlangs de beoordeling voor het vak zich ontwikkelde, was het afnemen van vaardigheidstesten. Dit mede naar voorbeeld van de vaardigheidsproeven van het Nederlands Olympisch Comité, dat hiermee in 1914 al begon. Het Prestatieboekje Lichamelijke Oefening dat Alkema in 1956 publiceerde, vormde voor de testen een leidraad.
Over de later ontwikkelde vaardigheidstesten, vaardigheidsnormen en de noodzakelijk geachte relatie met (basis)leerplannen) waren de meningen verdeeld. Als gevolg van de gevoerde disputen, uitgevoerde experimenten en verschenen publicaties deden in de jaren ’80 gevalideerde fitheidstesten, zoals de shuttle-runtest en de Eurofittest, in de gymzaal hun intrede. Niet zelden werden dergelijke testen vanaf die tijd ook ingezet om leerlingen te beoordelen.

De doelen van het vak LO werden in 1993 uiteindelijk vastgelegd in voorschriften vanuit de overheid, via de vaststelling van de eerste kerndoelen voor het vak. De geformuleerde kerndoelen bleken echter nog veel ruimte te laten voor interpretatie. Om deze reden spande de SLO zich in om de kerndoelen uit te werken in leerlijnen die ook houvast boden bij de beoordeling. Dit resulteerde in het Basisdocument voor het Bewegingsonderwijs. Het ‘fitter maken’ van leerlingen vormt in de kerndoelen en eindtermen geen officieel doel van de LO. Toch bleek bij onderzoek in 2017 op meer dan 80 procent van de VO-scholen ‘fitheid’ een van de aspecten die meetelden in de beoordeling van leerlingen (Borghouts e.a., 2017). Daarom wordt wel gesteld dat het soms ontbreekt aan ‘alignment’ tussen wat leerlingen bij LO zouden moeten leren, wat ze in de lessen werkelijk leren, en wat er uiteindelijk wordt beoordeeld (Borghouts e.a. 2015).

Punt voor gym - Onderzoek naar beoordelen
In de eerste decennia van de 21ste eeuw kwam nieuw onderwijskundig onderzoek naar toetsen en beoordelen op gang. In Nederland startte in 2012 het project ‘Een Punt voor Gym?!’, waarin onderzoekers van Fontys ALO Eindhoven de kwaliteit van het beoordelen binnen de LO in het voortgezet onderwijs bestudeerden. Naast de eerdergenoemde constatering dat de ‘alignment’ soms te wensen overliet, bleek dat er verbeteringen mogelijk waren in de betrouwbaarheid van de beoordeling, bijvoorbeeld door te zorgen dat alle leraren binnen een school met dezelfde beoordelingscriteria werken (Borghouts e.a., 2017).
De bevindingen van Punt voor gym sloten aan bij de opkomst in de jaren 2010-2020 van het fenomeen ‘formatief beoordelen’ op scholen. Daar waar de beoordeling van leerlingen voorheen meestal werd gezien als het eindpunt van het leerproces, wordt formatieve beoordeling ingezet om het leren van leerlingen richting te geven en te ondersteunen (Sadler, 1989; Black en Wiliam, 1998). Vaak wordt deze ontwikkeling ook gezien als een reactie op de ‘afrekencultuur’ die ontstond gedurende de neoliberale hervormingen in de jaren ’80 en ’90. De wens om tot een gedegen aanpak van formatieve beoordeling te komen, werd door de KVLO ingevuld via de ontwikkeling van ‘VolgMij’: een systeem om de vorderingen van leerlingen op het leerdomein te volgen.

Tegelijkertijd zijn verschillende vaardigheidstesten in het huidige millennium verder ontwikkeld om de motorische ontwikkeling van kinderen te monitoren, zonder dat hier per se een beoordeling voor het rapport aan wordt gekoppeld of dat deze beoordeling tot een cijfer hoeft te leiden (Brouwer, 2008). Onderzoekers aan de ALO’s van de Haagse Hogeschool (Hoeboer e.a., 2018), de Hogeschool van Amsterdam (Van Kernebeek, 2018) en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Platvoet, 2018) leverden een bijdrage aan de validatie van dit soort testen. De veelheid van ontwikkelde test- en volgsystemen was voor de KVLO en Mulier Instituut aanleiding om in 2019 een kennisbank van de voorhanden meetsystemen samen te stellen en online te publiceren op www.lerenbewegenmeten.nl.

Suggesties voor doorstuderen
  • AIESEP (2019). AIESEP Position Statement on Physical Education Assessment.
  • Borghouts, L., Weeldenburg, G., Slingerland, M., Van Dokkum, G. (2015). Doelen, lessen en beoordelen: één geheel; constructive alignment bij LO. Lichamelijke Opvoeding 2, 38-41.
  • Brouwer, B. (2008). Van cijfers geven naar leerlingen volgen. Ontwikkelingen in evaluatie. Lichamelijke Opvoeding, 96(10), 6-10.
  • Zondag, J. (2021) Becijferen, of niet-becijferen; dat was de vraag. Lichamelijke Opvoeding Magazine 109(3), 14-15.
Literatuurverwijzingen Auteurs: Jo Lucassen en Lars Borghouts (2022)

L.D.E.J. Kramer (± 1945).

L.D.E.J. Kramer (± 1945)

Cover Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen.

Cover Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen

De BLOCTEST is een voorbeeld van een vaardigheidstestsysteem (HAN).

BLOCTEST-logo

Valt hier iets te beoordelen?

Valt hier iets te beoordelen?

De Motorische Quotiënt scan is ontwikkeld door de VU en de Haagse Hogeschool (± 2016).

Motorische Quotiënt scan

Het 'Punt voor Gym - paneel'.

Het 'Punt voor Gym - paneel'